Meneer Wateetons: ‘Ik hou erg van mijn dochter maar zwemmen kon ze voor geen meter. Menig verveelde tweet werd verzonden en beduimelde panorama verslonden onder het tl-licht van de zwembadkantine. Mijn enige troost: de wekelijkse kaassoufflé. Ik hoefde er zo halverwege diploma-A al niet eens meer om te vragen. Bij het horen van mijn sloffende tred wierp de kantinemedewerker annex frituurbestuurder de gele pretplak al in het vet en ontkurkte de cola-light. We waren toen ook al aan de lijn natuurlijk. De kaassoufflé is één van de oudste snacks die we kennen, en een Nederlandse uitvinding. Snackbarhouder Hans van Bemmel verzon hem in 1969 samen met een plaatselijk bakker. De eisen die we in huize Wateetons – of de kantine – aan een kaassoufflé stellen zijn eenvoudig: krokant vanbuiten, een licht degerig omhulsel en vanbinnen kaas die mooi smelt, niet te snel weer stolt en nét je bek verbrandt. Ik ben een eenvoudige man, zelfs mijn masochistische fetisjen zijn burgerlijk. Die eerste twee blijken simpel: bladerdeeg en een paneerlaagje vastgeplakt door een beetje ei-strijksel. Beide te koop bij iedere willekeurige supermarkt. Die kaas daarentegen, die is lastiger. De blogmeisjesmethode: een plakje gewone jonge Goudse kaas. Dat trekt mooi draderig, maar stolt te snel en mist zowel vloei als smaak. Smeerkaas: de pikante combinatie tussen loeiheet en volledig vloeibaar beblaarde het kinderkinnetje van mijn dochter onherstelbaar. De chefsmethode: een kaassaus op basis van een béchamel, goed smeltgedrag, maar door verdunning te weinig resterende kaassmaak. Uiteindelijk bleek na vele tests een mix van fijngeraspte kaas gemengd met smeerkaas een nieuwe, de perfectie benaderende samenwerking aan te gaan.’
Voor 4 kaassoufflés
Bereiding1 uur
Materialen
Kaassoufflés